De Rhodesian Ridgeback komt niet uit Zimbabwe (Rhodesië), alhoewel hij daar de nationale hond is, maar uit Zuid-Afrika. De rasstandaard is in 1922 opgesteld door Dr. Francis Barnes in Bulawayo, Rhodesia. Het ras is pas in 1925 erkend door de nationale Kennel Unie van Zuid-Afrika. Hij heeft ook een Afrikaanse naam, Pronkrug (of Afrikaanse Leeuwhond). Uit oorspronkelijke inheemse jachthonden (zoals de Hottentot Jachthond, die nu is uitgestorven) en honden van de 16de eeuwse Europese immigranten, zoals Mastiffs, Bloedhonden en Terriërs ontstond bij selectie op kracht, moed en hittetolerantie, een lopende hond die zelfs voor leeuwen geen blokje om gaat.
De naam ‘Leeuwhond’ is dan ook ontstaan door de bekwaamheid van de hond om leeuwen lastig te vallen door ze te blijven bestoken met strategische aanvallen, zodat ze naar het geweer van de jager worden gelokt. Een strook haar op de rug groeit tegendraads (ridge) in de roodgouden vacht, en vormt een opmerkelijk patroon. Als huishond heeft hij veel ruimte en veel beweging nodig. Dan toont hij ook zijn rustige, vriendelijke aard. Als je deze hond al op jeugdige leeftijd kennis laat maken met katten en andere huisdieren, voorkom je later veel problemen. Rhodesian Ridgebacks zijn in de regel lief voor kinderen, maar alleen op voorwaarde dat zij de hond niet pesten of hem het leven op een andere manier zuur maken. Ook de omgang met soortgenoten verloopt in de regel probleemloos. De meeste Ridgebacks zijn ten opzichte van onbekenden wat terughoudend. Hij is vriendelijk, waaks, energiek, aanhankelijk. De vachtverzorging van de Rhodesian Ridgeback heeft weinig om handen. Borstel de hond regelmatig en gebruik in de ruiperioden een rubberen borstel om de dode haten te verwijderen. De vacht is kort, dicht, fijn en glanzend, met midden over de rug de ‘pronk’, dat is het in tegengestelde richting groeien van een streep haar op de rug, rond beginnend en breed uitlopend. |
|
Rhodesian Ridgeback
